Op 1 juli moeten alle verenigingen en stichtingen voldoen aan de nieuwe Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR). Dit heeft ook gevolgen voor de besturen van onze verenigingen. De NOB heeft samen met de NTFU en de NBF al 2 online bijeenkomsten georganiseerd om bestuursleden te informeren. Hieronder zetten we nog eens op een rijtje wat precies van ze verwacht wordt. Ook is een FAQ toegevoegd aan dit artikel.
Waar gaat de WBTR precies over?
Als bestuur moet je ervoor zorgen dat je in ieder geval nagaat of je eigen bestuur op 4 thema’s goed handelt. Dit kan in de eerstvolgende statutenwijziging vastgelegd worden en daarnaast in een huishoudelijk reglement of ALV besproken worden. Verstandig is wel om niet te lang te wachten met de aanpassingen omdat ze een positief effect hebben op het handelen van bestuurders.
- Taakvervulling bestuurders en commissarissen: aansprakelijkheid
- Tegenstrijdig belang regeling
- Ontstentenis- en beletregeling
- Beperking meervoudig stemrecht binnen het bestuur
Wat moeten we als bestuur allemaal gaan veranderen?
Als het goed is niet al te veel. De statutenwijziging is op 2 punten noodzakelijk.
1) Als er nog een bepaling inzit over de wijze waarop taken en bevoegdheden van het bestuur wordt voorzien ingeval van belet of ontstentenis. Bij de eerstvolgende statutenwijziging moet dit punt worden aangepast. Dus bepaald moet zijn wie er beslissingen mogen nemen als niemand van het bestuur dat meer kan of mag. Van ontstentenis is sprake als een bestuurder ophoudt bestuurder te zijn. Met belet wordt gedoeld op de situatie dat een bestuurder tijdelijk zijn functie niet kan of niet mag uitoefenen. In de statuten kan nader bepaald worden wanneer er sprake is van belet (bijvoorbeeld bij ziekte of schorsing).
2) Of als er nog in staat dat 1 bestuurder meer stemmen kan uitbrengen dan al die andere bestuurders bij elkaar. Dit moet binnen 5 jaar de statuten gewijzigd worden, daarna vervalt deze regeling sowieso.
Kortom de statuten hoeven niet direct gewijzigd te worden. Als je het wel doet, zorg dan dat deze 2 punten daarin worden meegenomen. De invoering van deze wet is een goed moment om als bestuur nog eens kritisch te kijken naar de processen en procedures in de vereniging. In elk geval naar de eigen taken en bevoegdheden van de bestuurders. En verder of er voldoende “checks and balances” zijn, met name rondom de besluitvorming, verslaglegging, toezicht en controle, vergoedingen en betalingen, en andere onderwerpen die tot risico’s en (financiële) schade kunnen leiden.
Wat als je niet een specifiek stappenplan volgt?
Er zijn een aantal stappenplannen die online worden aangeboden om je als vereniging te begeleiden door deze wetswijziging. Alle NOB verenigingen kunnen gebruik maken van een stappenplan met een scherp tarief door een korting van 60%. De pakketten en stappenplannen die momenteel worden aangeboden zijn handig omdat ze je helpen bij zorgvuldig besturen maar niet verplicht om te gebruiken. Het biedt handige handvaten. Maar je kunt er ook voor kiezen zonder deze hulp de aanpassingen te verwerken binnen de vereniging. Dit kan bijvoorbeeld bij een groot deel van de aanpassingen al door een aantal zaken in het huishoudelijk reglement op te nemen of op de ALV te bespreken. In dat geval hoeft het niet helemaal in de statuten toegevoegd te worden. Dat is alleen noodzakelijk voor de 2 eerder genoemde punten.
Meer weten?
- Bekijk alle informatie over de WBTR op de pagina voor NOB bestuurders.
- Er is een landingspagina voor NOB verenigingen ontwikkeld waarmee je met 60% korting gebruik kunt maken van het stappenplan voor de WBTR.
- Via Clubbase is meer sport specifieke informatie te vinden over de WBTR.
- In dit artikel vind je voorbeeldstatuten, het verslag van onze WBTR bijeenkomst en de diaslides van de presentatie.
- Heb je vragen over de WBTR en wat dit voor jou vereniging betekent, mail dan naar anna.vanderduim@onderwatersport.org.
- Hieronder de FAQ welke mede mogelijk is gemaakt door Service Organisatie Nederland Sport en Nederlandse stichting voor Vereniging en Recht.
FAQ over de WBTR
De WBTR treedt op 1 juli 2021 in werking.
De wet heeft een aantal bepalingen dat verplicht in de statuten moet worden opgenomen. Dit gaat om de volgende bepalingen:
“De statuten kunnen bepalen dat een met name of in functie aangeduide bestuurder meer dan één stem wordt toegekend.” Dus als een vereniging dit wil regelen, dan moet het in de statuten zijn opgenomen.
“De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet.”
Hiervoor geldt dus dat dit echt in de statuten moet worden opgenomen. De wet kent gelijke bepalingen voor de toezichthouders. Indien een toezichthoudend orgaan wordt ingesteld (Raad van Commissarissen of Raad van Toezicht) moet dit in de statuten worden opgenomen. Als ervoor wordt gekozen om het bestuur te laten bestaan uit zowel toezichthouders als uitvoerende bestuurders, dan moet dat ook in de statuten worden opgenomen. Alle overige bepalingen mogen in de statuten worden opgenomen, maar kunnen ook in het huishoudelijk reglement worden geregeld.
Er geldt een overgangsregeling die regelt dat het doorvoeren van de wijzigingen pas moet gebeuren bij de eerstvolgende statutenwijziging. Dat hoeft dus niet voor de invoeringsdatum van de wetswijziging te zijn. Maar het is wel aan te bevelen om een statutenwijziging zo snel mogelijk en in elk geval binnen enkele jaren door te voeren. Zeker als de statuten toch al enigszins zijn verouderd. Veel bonden hebben op de WBTR aangepaste modelstatuten beschikbaar. Service Organisatie Nederland Sport en Vereniging en Recht hebben hiervoor op de WBTR aangepaste modelstatuten beschikbaar. Als de vereniging een statutaire regeling zou hebben dat één bestuurder meer stemmen zou hebben dan alle andere bestuurders tezamen, dan geldt dat deze bepaling geldig is tot uiterlijk vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet of tot de eerstvolgende statutenwijziging na de inwerkingtreding van deze wet, naar gelang welk moment eerst valt.
Voor de verplichte aanpassingen zie onder vraag 2.
Het is een mogelijkheid om ook de niet-verplichte bepalingen geheel of gedeeltelijk in de statuten op te nemen. Dit is een manier om te borgen dat wordt voldaan aan de wet, zonder dat de wet steeds moet worden geraadpleegd. De veranderingen hebben vooral betrekking op de taakstelling van het bestuur, de aansprakelijkheid en de besluitvorming van de bestuurders en de toezichthouders met een tegenstrijdig belang aan dat van de organisatie. Veel wat nu in de wet extra wordt vastgelegd als verplichting is gelukkig nu al gangbaar in de praktijk. De gevolgen vallen dus best mee en paniek is absoluut niet nodig.
De statuten moeten een bepaling gaan bevatten waarin staat wat er moet gebeuren in het geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders (en/of toezichthouders). Dus bepaald moet zijn wie er beslissingen mogen nemen als niemand van het bestuur dat meer kan of mag. Van ontstentenis is sprake als een bestuurder ophoudt bestuurder te zijn. Met belet wordt gedoeld op de situatie dat een bestuurder tijdelijk zijn functie niet kan of niet mag uitoefenen. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Denk bijvoorbeeld aan ziekte of schorsing.
Hiervoor kan bijvoorbeeld naast de kascommissie een continuïteitscommissie worden ingesteld. De volgende bepaling kan dan worden opgenomen in de statuten:
Bij ontstentenis of belet van alle bestuursleden berust het bestuur tijdelijk bij de continuïteitscommissie of de door deze commissie aan te wijzen personen. Voor de gedurende deze periode verrichte bestuursdaden worden de aanwezen personen met een bestuurder gelijkgesteld.
Hoofdelijk aansprakelijk houdt in dat iemand persoonlijk kan worden gedwongen om een verplichting na te komen. Dat houdt in: hij kan gedwongen worden om de gehele verplichting na te komen, ondanks dat er wellicht nog andere schuldenaren zijn. Degene die hoofdelijk aansprakelijk wordt gehouden, krijgt daardoor wel een regresrecht op de andere schuldenaren (hij kan hun deel van de schuld terugvorderen).
De wetswijziging houdt in dat in geval van faillissement van een rechtspersoon iedere bestuurder tegenover de boedel hoofdelijk aansprakelijk is voor het tekort, indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Er moet dus wel worden aangetoond dat voldaan is aan de voorwaarden voor hoofdelijke aansprakelijkheid. Voor niet-commerciële verenigingen met een bestuur dat onbezoldigd is geldt een lichter regime. Het niet voldoen aan de administratieverplichting die op het bestuur rust betekent niet automatisch dat het zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en dat het vermoeden bestaat dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Niet aansprakelijk is de bestuurder die bewijst dat de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur niet aan hem te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. Een taak-/functieomschrijving kan hierbij helpen om dat de wet bepaalt dat bij de beoordeling van het verwijt wordt gekeken naar de aan anderen toebedeelde taken.
Het is niet verplicht voor verenigingen of stichtingen om een raad van commissarissen (of raad van toezicht) te hebben. Maar voor met name grote organisaties is dit een serieus te overwegen optie. Als daartoe wordt besloten, dan zijn de regels hiervoor nu ook terug te vinden in de nieuwe wet.
Ook nu geldt dat een bestuurder moet handelen binnen zijn bevoegdheid de vereniging te vertegenwoordigen. Wat nieuw is, is dat bij een persoonlijk en tegenstrijdig belang een bestuurder zich moet onthouden van deelname aan de besluitvorming. In het verlengde hiervan is het ook niet de bedoeling dat een bestuurder bij een tegenstrijdig belang de vereniging vertegenwoordigt. De wet bepaalt in de overgangsbepalingen wel dat indien dat voor de datum van inwerkingtreding van de WBTR toch is gebeurd, de algemene vergadering die vertegenwoordiging alsnog kan bekrachtigen. Daarmee wordt voorkomen dat iemand op dit punt het risico van bestuurdersaansprakelijkheid loopt.
Dit moet bepaald worden aan de hand van de omstandigheden van het geval. Evenals onder de huidige wettelijke regeling, behoeft de enkele omstandigheid dat de bestuurder een eigen belang heeft bij een voorgenomen besluit, nog niet te leiden tot de kwalificatie van tegenstrijdig belang. Van een tegenstrijdig belang is namelijk geen sprake zolang de belangen van de bestuurder parallel lopen met die van de vereniging. Maar als het volgen van het eigen belang echt een nadeel oplevert voor de vereniging, dan is sprake van een tegenstrijdig belang.
Als het goed is niet al te veel. Toch is de invoering deze wet een goed moment om als bestuur nog eens kritisch te kijken naar de processen en procedures in de vereniging. In elk geval naar de eigen taken en bevoegdheden. En verder of er voldoende “checks and balances” zijn, met name rondom de besluitvorming, verslaglegging, toezicht en controle, vergoedingen en betalingen, en andere onderwerpen die tot risico’s en (financiële) schade kunnen leiden.
Dit gold alleen voor NV’s en BV’s. Deze toevoeging is een voorbeeld van het gelijk trekken van regelingen die al bestonden voor de andere rechtspersonen en nu ook gaan gelden voor de verenigingen en stichtingen.
Dit betreft de zogenaamde bestuurdersaansprakelijkheid. Het risico op bestuurdersaansprakelijkheid is en blijft ook onder de nieuwe wet klein. Het criterium is dat een bestuurder moet hebben gehandeld zoals geen enkel redelijk denkend bestuurder in die situatie zou hebben gehandeld. In het NOB lidmaatschap van de vereniging zit standaard een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering.
Jazeker, wij hebben modelstatuten opgesteld die je kunt gebruiken (de relevante stukken zijn geel gearceerd). Ook actuele bepalingen over digitale besluitvorming en de AVG wetgeving zijn opgenomen in deze modelstatuten. De modelstatuten kunnen gebruikt worden om een statutenwijziging voor te bereiden. Zo weet je zeker dat alle meest actuele wijzigingen worden meegenomen.
Het is nu mogelijk om de nieuwe statuten via een digitaal overleg door te nemen en notarieel te laten verlijden.
Nee, dat is ook echt niet de bedoeling van de nieuwe regels. Belangrijk is om aan te tonen dat is voldaan aan de eisen die aan het goed besturen worden gesteld. En dit ook inzichtelijk te maken binnen en buiten de vereniging. Een hulpmiddel hierbij is om de toetsing voor het Predicaat Goed Bestuurd (zie www.verenigingenrecht.nl) te laten uitvoeren. Met het behalen van het Predicaat kan worden uitgedragen dat de vereniging en het bestuur voldoen aan de eisen van Goed Bestuur.
Onderwatersportverenigingen die zijn aangesloten bij de NOB kunnen zich laten begeleiden/adviseren via deze website en krijgen daarbij 60% korting. Je betaalt hiervoor € 96,– ex BTW (in totaal normaal €120,00). Daarbij zit dan ook een helpdeskfunctie en juridische ondersteuning bij in.
Afgelopen 9 en 11 maart zijn er twee bijeenkomsten gehouden voor verenigingen. Via deze link kun je de opname of slides van deze bijeenkomst terugkijken.
Nee, leden van een vereniging zijn niet aansprakelijk voor de nalatigheid van hun bestuur.
Ja, een bestuurder mag volgens de wet meerdere functies/taken uitoefenen. Een combinatie van bijvoorbeeld penningmeester/secretaris is niet verboden. Wel moeten de eigen statuten worden gevolgd en als daarin voorwaarden worden gesteld moeten die worden gevolgd.
De bepaling over belet/ontstentenis uit de WBTR is een eenmalige aanpassing die verwerkt dient te worden in de statuten van verenigingen en stichtingen.
Ook al vervult een bestuurslid meerdere functies in het bestuur, toch mag hij dan niet meer stemmen uitbrengen in vergaderingen als alle andere bestuursleden tezamen. Dit voorkomt dat één bestuurder alle overige bestuursleden kan overrulen.
Hieronder een toelichting per definitie. Dit is ook nog eens uitgebreid terug te luisteren via de opname die wordt besproken bij vraag 20.
Tegenstrijdig belang regeling:
Het persoonlijk belang van een bestuurder is in strijd met het belang van een vereniging. Wat verandert er: vrij weinig. Als je geen raad van commissarissen hebt is gewoon de ALV weer het juiste orgaan om besluiten te nemen. Als er te weinig bestuurders zijn die een besluit kunnen nemen of als 1 bestuurder niet mee mag beslissen vanwege tegenstrijdig belang. Probeer dus echt altijd onafhankelijk te handelen.
Voorbeeld: Als de club iets nieuws wil bouwen en de voorzitter heeft een bouwbedrijf, moet hij/zij zichzelf buiten de stemming houden maar ook als de rest van het bestuur dat een goed idee vind. Vraag in zo’n geval altijd 3 offertes op.
Ontstentenis- en beletregeling:
Er moet in de statuten komen te staan wie er beslissingen mag nemen als niemand van het bestuur dat meer kan. Daar kan een commissie voor ingesteld worden, de continuïteitscommissie bijvoorbeeld. Als je in strijd handelt met je eigen statuten of huishoudelijk reglement, wordt aansprakelijkheid aangenomen voor jou als bestuurder. Dus zorg ervoor dat je altijd handelt naar deze 2 reglementen.
Hoe groot moet die commissie zijn?
Het liefst 1-3 leden (oud bestuurders) die weten bijvoorbeeld wat er speelt en dat maakt het makkelijker om taken over te nemen. In ieder geval een oneven aantal bestuurders. Als je in deze commissie zit kan je ook aansprakelijk gehouden worden als normale bestuurder: zelfde rechten. Dus bij de eerstvolgende statutenwijziging moet hierover iets worden opgenomen. Het is verstandig om eens in de 5-10 jaar ernaar te kijken en de commissie te vernieuwen maar dezelfde mensen mogen ook actief blijven.
Beperking meervoudig stemrecht binnen het bestuur:
Voorheen was dit stemrecht mogelijk waardoor 1 iemand meer stemrecht kon hebben dan iemand anders. Als je dit nog wel in statuten hebt staan, moet je het binnen 5 jaar aanpassen. Daarna komt het automatisch te vervallen. Bestuurders hebben altijd het recht om de algemene vergadering te adviseren over een besluit dat moet worden genomen. Ook als de bestuurders vervolgens zelf mogen meestemmen als lid, dit blijft ongewijzigd.
Taakvervulling bestuurders en commissarissen:
Een van de grootste wijzigingen zit in de bestuurlijke aansprakelijkheid. Je bent hoofdelijk aansprakelijk als er met opzet bepaalde keuzes zijn gemaakt binnen het bestuur die niet goed zijn geweest voor de vereniging. Ze moeten hun taak richten richting het belang van de vereniging. Daar verandert niet zoveel aan. Wat er wél verandert: de aansprakelijkheid in geval van faillissement, dan zijn bestuurders aan dezelfde regels verbonden als een BV of NV. Dan heeft de bestuurder taken verzuimt en is de bestuurder aansprakelijk. Dus: ga niet failliet. Het maakt niet uit of je vrijwilliger bent of niet.
Bestuurdersaansprakelijkheid Intern:
Als een bestuurder iets valt te verwijten ben je als geheel bestuur hoofdelijk aansprakelijk. Je kunt je in principe daarvan distantiëren, behalve bij financiële gebeurtenissen.
Bestuurdersaansprakelijkheid extern:
Dit is geen hoofdelijke aansprakelijkheid voor iedereen. Dan geldt het maar voor 1 specifieke betrokken bestuurder die schuldig is. Een ernstig verwijt heeft te maken met ‘opzet’ zoals het aangaan van financiële verplichtingen terwijl je weet dat de vereniging dat niet kan betalen of een greep uit de kas.
Bestuurders aansprakelijkheid in geval van faillissement:
als je je taken onbehoorlijk hebt vervult komen ze tot de conclusie dat dit de oorzaak is van het faillissement. Dat moet je proberen te voorkomen.
Sidenote: Bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering: keert niet uit als je aansprakelijk bent. Het is namelijk verboden om een verzekering aan te sluiten voor een opzettelijke gedraging. Dus een verzekering kan niet uitkeren als er sprake is van opzet. Waarvoor is dit zinnig? Omdat het ook de rechtsbijstand dekt in 9 van de 10 keer. Dan kun je dus een goede advocaat in de handen nemen als je het niet eens bent met de beschuldiging. De bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering van de NOB dekt deze kosten.